Een passage uit mijn leven (#3)
In kleermakerszit ik op de grond. Om mij heen liggen stapels papieren. Oude verslagen van school gepaard met samenvattingen van droge examenstof, tekeningen en een stapeltje met kaartjes en foto’s die ooit aan het prikbord hingen in mijn oude slaapkamer.
Mijn moeder beseft – na jaren – dat ik nu een volwassen mens ben, met een eigen leven. Maar vooral ook met een eigen huis, die ik kan volstouwen met mijn eigen ’troep’. Het zal de najaarsschoonmaak zijn die de recente opruimdrang van mijn moeder veroorzaakt. Eén ding is duidelijk, mijn spullen staan er nu al veel te lang. Als het aan haar ligt dan, van mij mocht het best nog ‘even’ blijven liggen.
Spullen van jou
Met beide handen pak ik de veel te zware opbergbox aan om deze in mijn kofferbak te deponeren. Daarna volgt nog een bewaardoos en een boodschappentas vol met ‘spullen van jou‘.
Ik moet er maar aan geloven, Arne’s ouders zijn al meerdere keren op bezoek geweest met een doos vol ‘spullen van jou‘. Zo’n doos bestond bijvoorbeeld uit stukjes aan elkaar getimmerd hout, gecreëerd door een 9-jarige Arne, die vervolgens in de openhaard van een 32-jarige Arne belandden. Zoiets zou mij nooit overkomen, dacht ik. Mijn moeder zou mijn spullen gewoon in bewaring houden totdat ze er niet meer zou zijn.
Voor je kijken, doorlopen
Mijn opruimerige zelf had al niet zoveel bewaard. Al mijn oude dagboeken had ik verbrand. Liever wilde ik niet herinnerd worden aan de krankzinnige tijd. Het was een combinatie van bizarre hoogtepunten geweest met verknipte dieptepunten. Omkijken zou ik daarom niet meer doen, vooruit lopen was het enige dat ertoe deed.
Mijn handen slaan een pagina om uit mijn dagboek van 2008. Blijkbaar is er toch nog iets uit die tijd intact gebleven. Ik slik hoorbaar, de gedachten van mijn 16-jarige zijn niet altijd mild. Er zijn zwarte bladzijden bij, die ik vernietigd dacht te hebben. Het warme, zachte rode tapijt onder mijn billen voelt daardoor aan als een koud blok beton. Gelukkig zijn er ook grappig momenten te lezen, die mij hardop doen lachen.
Opgelucht haal ik adem. Blij ben ik, dat er nu een plek is waar ik veilig op de grond kan zitten, tussen mijn eigen muren met mijn eigen troep. Mijn volwassen, eigen huis.